Overslaan naar content

JIJ BENT JE EIGEN INSTRUMENT!

.......Janneke & Selma (Methodiek Coaches Youturn) ‘Je bent hier je eigen instrument,’ zegt Janneke, die supervisie geeft binnen Teylingereind. ‘De mensen zijn de middelen in Teylingereind. Dat betekent dat wat wij ze leren nooit one size fits all is. Je moet de methodiek kennen, maar dat is niet genoeg. Het werkt pas als je de vertaling kunt maken naar een vorm die voor jouzelf én de jongere werkt. Daar zit heel veel ‘vertaalwerk’ bij. Selma, methodiekcoach, knikt. ‘In onze methodiek zit bijvoorbeeld een zelfevaluatieformulier, een ZEF met daarop ruimte voor reflectie op adequaat en inadequaat gedrag. Nou, als je die woorden gebruikt, snapt natuurlijk niemand je. Dus ga je vertalen. En in gesprek. Want het is zaak om de jongeren te leren reflecteren op hun gedrag. Dat is superlastig, dus daar moet je ze echt bij helpen.’

Reflecteren is inderdaad een belangrijk onderdeel van de YouTurn-methodiek die in alle jeugdgevangenissen gebruikt wordt. ‘Leren begrijpen waarom je dingen doet en zien welk effect dat heeft op anderen, daar draait het om,’ zegt Selma. ‘Maar daarnaast ook veel meer basisdingen, zoals: hoe maak ik mijn bed op? Hoe vaak moet ik douchen en hoe houd ik mijn kamer schoon? Sociale vaardigheden zijn er ook een belangrijk onderdeel van. Hoe geef je aan dat je het ergens niet mee eens bent? Veel jongeren zijn gewend meteen woedend te worden. Dat werkt natuurlijk niet.’  Om te zorgen dat een jongere zich ontwikkelt, krijgen de medewerkers les in onder andere motiverende gespreksvoering. Selma: ‘Als een jongere steeds zegt dat hij iets niet kan, dan helpt het niet om hard te roepen dat hij het heus wel kan. Dan ga je samen kijken waarom hij dat denkt en of je die gedachtes om kunt draaien. Daarvoor werken we met de 5G’s: gebeurtenis, gedachte, gevoel, gedrag, gevolgen. Zo krijgen jongeren meer grip op de situatie.  En leren ze hoe ze de volgende keer een andere keuze kunnen maken. De mentor maakt met de hulp van die methodiek ook samen met de jongere een signaleringsplan. Hoe zie je dat het fout gaat? Kun je het zien aankomen en wat kun je doen om tijdig in te grijpen?’

‘We leren jongeren omgaan met stress en boosheid,’ vertelt Janneke. ‘En met weerstand. Ik was zelf altijd een heel strenge groepsleider bijvoorbeeld. Jongeren hadden soms echt last van mij. Vervelend, maar buiten zul je ook om moeten gaan met autoriteitsfiguren. Dus als het een jongere dan uiteindelijk lukte om goed met mij door een deur te gaan, dan zei ik ook: heel goed gedaan! Nu zul je ook buiten minder snel botsen met bijvoorbeeld een conducteur in de tram of iemand van de politie. Het is vervelend, maar ook heel leerzaam.’ Dat leerzame, dat wil nog wel eens op zich laten wachten. Janneke: ‘We leren ook zonder dat we het doorhebben. Ik geef vaak genoeg een collega feedback die daar echt van in de weerstand gaat. Na twee weken, of soms nog veel later, valt dan toch ineens het kwartje en gaat iemand er iets mee doen. Jongeren ook. Ik heb eens een jongen op de groep gehad die er twee jaar eerder ook gezeten had. In die tijd was het altijd gedoe, altijd botsen. Nu kwam hij naar me toe, wees naar zijn groepsgenoten en zei: Janneke, ze begrijpen het nog niet. Je moet gewoon luisteren naar jullie, dan werkt het veel beter. Had hij er dus tóch wat van opgestoken jaren eerder.’

Wrijving, zoals met deze jongere, is geen probleem, vindt Janneke. ‘Sterker nog: als ik een collega spreek die zegt: de dienst ging echt top, het was superrustig, dan vraag ik: maar wat hebben de jongeren dan geleerd vandaag? Juist buiten je comfortzone ga je leren. Spreek de jongeren dus maar aan. Ook met de hele groep erbij. Daar leert namelijk iedereen van. Als je ze alleen een op een spreekt, dan kun je echt wel stappen maken, maar uiteindelijk leren ze alsnog niet omgaan met groepsdynamiek, en dat is ook heel belangrijk. Zeker ook buiten.’ Leren hoeft niet altijd op de harde manier. Ook met een goed gesprek van mens tot mens, kun je heel wat teweeg brengen. Selma: ‘Als groepsleider moet je echt je momentjes zoeken. Even bijpraten als je helpt om een kamer op te ruimen of een taak te doen. Kleine momenten van aandacht waarin je jongeren iets meegeeft. Een overpeinzing over waarom ze eigenlijk iets deden of niet deden. Een aanmoediging. Iets wat je in zo’n gesprekje zegt, kan een jongere soms jaren bijblijven en bepalend zijn voor de volgende keuzes die hij maakt. Daarom zeg ik altijd: hoe kort een jongere hier ook is, jullie contact doet ertoe.’